Yamatoya Koi Farm, de benadering van een ambachtsman

Yamatoya Koi Farm, de benadering van een ambachtsman

Wie Hiroshima westelijk verlaat en richting de Japanse Zee gaat, ziet het landschap langzaam veranderen van stedelijk naar voorstedelijk, en van voorstedelijk naar platteland.

Na bijna anderhalf uur over een relatief rustig stuk snelweg, is niets te vinden dat ook maar lijkt op een dorp of stad. Als de rit van twee uur er op zit, gaan wij de snelweg af en rijden een klein en onooglijk plattelandsdorpje in om op onze bestemming te komen. Mr. Shiraishi (she-rah-ee-shee) komt uit zijn kantoor om ons te begroeten met de hartelijke glimlach waarom hij zo bekend staat.

Ik moet er hebben uitgezien alsof ik een pauze nodig had na de lange rit en toen hij zag dat ik dringend koffie nodig had, zette mijn gastheer het water op, terwijl ik mijn camera-uitrusting in zijn kantoor zette. Toen ik ging zitten, vertelde ik hem het werkelijke doel van mijn bezoek. Mr. Shiraishi, bescheiden als hij is, is niet echt een mens van interviews en heeft er slechts één gegeven in de afgelopen tien jaar. Hoewel ik het hem al vaak had gevraagd tijdens eerdere bezoeken, lachte hij al bij het idee, terwijl hij uitlegde dat het mijn moeite niet waard zou zijn aangezien hij een relatief klein bedrijf heeft waarvan hij denkt dat maar weinig mensen het interessant zouden vinden. Al die jaren zeuren en vragen hadden toch hun nut gehad, aangezien hij zich omdraaide om me aan te kijken en toegeeflijk glimlachte, om vervolgens zijn kweeklogboeken van de voorgaande jaren te pakken.

Hij gaat op een stoel tegenover me zitten, legt zijn handen op zijn schoot en vraagt me: “En wat van Yamatoya zou je willen weten?”. Wat volgde was een van de langste en meest verhelderende gesprekken die ik tot dan met de man had gehad, dat de hele avond, tot na het diner in beslag nam. Alhoewel ik in het verleden interviews heb gedaan en die woordelijk heb weergegeven, kwam ik tot de conclusie dat het prettiger en eenvoudiger zal zijn voor de lezer als ik het meeste in mijn eigen woorden zet, zodat het prettig leesbaar zal zijn. Met dit in gedachten, volgt nu mijn samenvatting van het interview.

Toen Mr. Shiraishi als jonge man een carrière zocht en zich bij de werkende mens wilde voegen, was koi kweken nou niet bepaald wat hij in gedachten had. Zoals verwacht werd van Japanse mannen van zijn generatie, begon zijn volwassenheid met het zoeken naar een vaste baan als een ‘salarisman’ of wat wij een kantoorbediende of ambtenaar zouden noemen. Terwijl hij zijn taken plichtsgetrouw uitvoerde, besefte hij als spoedig dat dit soort werk niet bij hem paste. Tijdens een trip in de Gifu Prefectuur, zag hij voor het eerst echte nishikigoi en het was liefde op het eerste gezicht. Zich beseffend dat hij meer tijd wilde besteden aan koi en dat de drukke ‘ordenen-en-archiveren’ levensstijl van een Japanse ‘salarisman’ hem niet in staat stelde koi te houden, nam hij de ingrijpende beslissing zijn baan op te zeggen en te beginnen als koidealer.

Met dit doel voor ogen, ging hij twee jaren in de leer bij Miyajima Yogyojo in de Toyama Prefectuur, vastbesloten om er uit te halen wat er inzat. Miyajima was de eerste die de Kichinai sanke gebruikte buiten Niigata en hij verbeterde de bloedlijn zichtbaar. Shiraishi-san was een toegewijde student en leerde door Miyajima de grote Niigata-kwekers van die tijd kennen, de bekendste waren Izumiya en Torazo; en heeft hen verschillende keren geassisteerd bij bijvoorbeeld het cullen. Toen zijn leertijd erop zat, keerde hij terug naar de Shima Prefectuur om zijn eigen zaak op te zetten, die hij Yamatoya noemde. Hij begon met de verkoop van koi die hij van Miyajima betrok aan het plaatselijk publiek.

In de 7 à 8 jaren die volgden, keerde Shiraishi-san iedere herfst terug naar Miyajima om bij de oogst te helpen en om koi in te kopen. Hij kwam er helaas achter dat hij niet veel kon slijten aan de klanten in zijn regio, aangezien deze vrij kritisch waren en hij niet in staat was Miyajima’s betere koi aan te kopen. Geconfronteerd met het feit dat hij slechts in staat zou zijn lagere kwaliteitskoi te verkopen en ambitieloos door zou krabbelen, kwam hij tot de conclusie dat hij op deze manier niet lang meer door kon gaan. Na enige aanmoediging van zijn belangrijkste patroonheren, kwam hij tot het besef dat, wilde hij een boterham kunnen verdienen in de koi-business, het zowel praktischer als plezieriger zou zijn als hij een kweekprogramma van zichzelf zou opzetten. Met hernieuwd enthousiasme begon hij zijn zoektocht naar zijn eerste ouderparen.

Klein beginnend, startte hij met het kweken van fry in bescheiden aantallen. De originele vrouwelijke ouderdieren die hij gebruikte waren een Ogata kohaku en Miyajima Kichinai sanke. Ogata was een bekende van Miyajima uit de tijd dat de twee samen studeerden onder de hoede van de Mano-familie van Izumiya. Zij wisselden onderling koi uit en van Miyajima verwierf Shiraishi-san zijn originele kohaku- en sanke-ouders. Hoewel hij veel moeite in zijn kweek stak, kwam hij tot het besef dat hij slechts fry kon produceren die een schamele 300 yen per stuk zouden opbrengen. Onnodig te zeggen dat hij hierdoor enigszins ontmoedigd raakte, maar na de moeilijke start was hij vastbesloten om zijn kweekprogramma zowel te verbeteren als te vergroten, met als doel een hogere kwaliteit koi te produceren.

Om aan de eisen van zijn klanten tegemoet te komen, maakte hij de keuze om langzaam de verkoop van de koi van andere kwekers te laten voor wat het is en zich meer te richten op zijn pogingen om voor zichzelf te kweken. Omdat hij trouw de kweekverslagen heeft bijgehouden sinds 1981, kan hij zich goed herinneren wanneer hij serieus begon te kweken en waartoe dat heeft geleid. Hij begon met de Ogata kohaku en combineerde deze met 3 -4 mannelijke Morita Sensuke die hij had gekocht van een klant, die ze oorspronkelijk had gekocht als zijnde vrouwtjes. Omdat hij de meeste nakomelingen had verkocht als nisai, bleef hij enigszins in het ongewisse over de resultaten van deze eerste kweek, maar een van deze kohaku werd later Grand Champion op de ZNA All Kyusho show en werd later gebruikt as ouderdier door Maruchiku Gyoen. Uiteindelijk stopte hij deze Morita Sensuke mannetjes te gebruiken voor de kweek, omdat ze wat sjofel werden, maar daar heeft hij spijt van aangezien de resultaten niet zo goed werden als voorheen. Hij heeft in het verleden ook Ogawa en Hoshikin vrouwtjes gekruist met Ogata mannetjes.

Kichinai Sanke bleek de winnaar te zijn in 1993. Hoewel hij jaarlijks met deze lijn had gekweekt, werden de nakomelingen nooit erg groot. Toevallig kocht hij 5 Kichinai nisai van Miyajima en nam ze mee naar huis. Zijn klanten kochten daarop deze koi, en ze ontwikkelden stevige body’s en groeiden zeer goed. Hij gebruikte toen een van deze (de maruten) voor het paaien, zowel gepaard aan mannetjes van Tamaura (Tamaura Yogyojo, Hiroshima – midden rechts op de foto) and Konishi (Konishi Yorijo, Hiroshima – midden links) als aan mannetjes van eigen kweek. Deze combinatie werd de komende vier jaren gebruikt met veel succes. Hij begon een ander Kichinai vrouwtje te gebruiken in 1997 dat hij had teruggekocht van een klant met deze zelfde mannetjes. Hoewel de kwaliteit van het beni en het sumi niet anders was dan dat van de maruten, hadden de nakomelingen in vergelijking een veel betere lichaamsbouw. Van alle ouders die hij tot dit punt had gebruikt, had deze sanke het beste lichaam en werd uiteindelijk meer dan 90 centimeter groot. Deze Kichinai sanke vrouwtjes die hij in deze periode gebruikte waren van Miyajima en waren zelf nakomelingen van een kruising tussen een Kichinai vrouwjte en twee Jinbei mannetjes.

Hoewel Shiraishi-san niet vaak in de gelegenheid was de jonge Matsunosuke sanke te zien, zag hij wel een aantal flinke oudere en grotere op koishows en was hij van mening dat er een aantal opvallende overeenkomsten waren.

Volgens Shiriaishi-san is het shiroji van Matsunosuke en Kichinai gelijk, hoewel Kichinai geen fukurin ontwikkelt. Het beni van Matsunosuke is wat meer rozig en schittert meer als het is gefinished, terwijl Kichinai beni meer onderliggend lijkt te zijn. Teri (glans) is vrijwel hetzelfde, evenals het sumi, dat sashi lijkt te missen en niet zo diep gaat. Hij denkt dat het sumi de neiging heeft ietwat te verdwijnen tussen sansai en yonsai (iets dat erg teleurstellend kan zijn voor klanten) maar dat het sterker terugkomt na 2 tot 4 jaren en dan attractiever en meer lakzwart is. Kichinai staat ook bekend om veel aka-sanke in de nakomelingen, maar Shiraishi-san is het met dit standpunt niet eens. Hij antwoordt: “Ik heb dit fenomeen zelf nog niet gezien, maar ik denk wel dat erg weinig Kichinai sanke gezegend zijn met goed geplaatst tsubo-sumi.” Naar zijn mening zijn de mannetjes de sleutel tot het verkrijgen van betere sumi patronen in zijn kweekprogramma. Een ander aspect waar Kichinai berucht om was, was hun relatief kleine groei, maar Shiraishi-san legde uit dat Miyajima heftig strijd heeft gevoerd om deze beperking te verbeteren en te overwinnen.

Hij verduidelijkt: Mensen waren gewoon het beeld te hebben dat Kichinai relatief kleine lichamen heeft. Een goed voorbeeld dat ik kan bedenken is de koi die behoorde aan Nobuo Takigawa (2008 ZNA All-Japan Grand Champion winnaar) die was gekweekt door Miyatora in Niigata. Het was een schitterende sanke en kreeg de Kokugyo prijs voor 11bu (65 bu toentertijd), maar het was een kleine koi en paste in het stereotype beeld.

Hij vervolgt met te zeggen: “De Kichinai die Miyajima produceerde hadden allemaal prachtige body’s en leken niet echt op de eerdere sanke van die lijn. Ze hadden torpedo-achtige lichamen eerder dan smalle body’s, wat ik denk dat perfect is.”. Helaas had Mr. Miyajima wat problemen in die periode dus zijn lijn van Kichinai werd niet echt verspreid en won niet echt populariteit. Je zult nu niet zoveel kwekers vinden die Kichinai gebruiken, en zelfs minder die er succes mee hebben. Hij was van mening dat Kichinai te ver was ingeteeld en vond dat hij dit kon verbeteren door nieuw bloed in te brengen met de mannetjes van Tamaura en Konishi. Eigenschappen die hij hoopte te introduceren waren het mooie tsubo-sumi van Konishi en het formaat van de Dainichi x Matsunosuke sanke van Tamaura. In het begin was het erg onzeker wat hij zou krijgen, maar hij was erg blij dat deze combinatie een aantal sanke opleverde die tsubo-sumi hadden. Als hij Kichinai cullt, kijkt hij alleen naar het hi-patroon en negeert hij het sumi, aangezien je daar in dat stadium toch niets zinnigs over kunt zeggen.

Normaliter kweekt Shiraishi-san 2-3 kohaku-paren, 1-2 sanke-paren, 1-2 showa paren per jaar. Het afgelopen jaar had hij niet zo’n goed bevruchtingspercentage met zijn sanke-paren en daarom heeft hij dit jaar geen sanke geproduceerd. Hij liet drie paren kohaku paaien en één paar Showa, waarvan hij hoge verwachtingen heeft. De bijgesloten grafieken geven de opbouw van de drie kohaku-paren van afgelopen seizoen aan. Shiraishi-san gaf over elk van de paren afzonderlijk zijn mening.

TENKA: Dit is nu zijn belangrijkste kohaku-stel, dat hij de afgelopen 5 jaren heeft gebruikt. .

RINNO: Dit wordt volgend seizoen waarschijnlijk zijn belangrijkste oudercombinatie. Hij heeft nu sansai en tosai uit deze combinatie.

KOHARU II: Nakomelingen van de originele Koharu zijn nu 7-sai en zijn meer dan 90 cm groot. Hij heeft zeer hoge verwachtingen van deze nieuwe combinatie en is het afgelopen jaar begonnen met het paaien hiermee. Hij heeft van deze eerste paai-sessie een klein aantal tosai.

In de derde week van mei begint Shiraishi-san normaliter met het paaien, en de tweede en derde sessie vinden plaats nadat de eerste set voor de eerste keer is geculld. Aangezien hij niet zoveel vijvers heeft, moet hij wachten tot hij door het cullen de aantallen kan terugbrengen voordat hij ruimte heeft voor nieuwe fry. Hoewel hij denkt dat het makkelijker zou zijn jumbo tosai te kweken aangezien je dan eerder een indruk kunt krijgen van de wijze waarop het lichaam zal ontwikkelen tegen de tijd dat ze nissai worden, is hij absoluut tevreden dat de koi niet wordt gepusht om te snel te groeien en weet hij alles over zijn eigen koi tegen de tijd dat ze sansai worden.

Het is absoluut geen geheim dat sommige kwekers ‘geheime koihuizen’ hebben, waar ze hun beste waren wegstoppen die ze nog niet willen verkopen. Shiraishi-san heeft echter niet zoveel koihuizen en verkoopt de meeste koi als nisai. Omdat hij sowieso relatief weinig tosai heeft, verkoopt hij erg weinig. Hij geeft de voorkeur aan het houden van de beste om te zien hoe ze groeien en ontwikkelen.

Yamatoya Layout

Verkoopvijvers: 60 ton voor nisai, 30 ton voor sansai, 30 ton voor azukari and mannetjes, en 6 ton voor quarantine of voorbereiden van zendingen. Het kantoor staat naast deze vijvers.

Tosai vijvers: Twee 15 ton vijvers en één 18 ton pond om fry in te overwinteren, verwarmd en regelmatig gevoerd door automatisch voederapparaat.

Achterste vijvers: Eén 80 ton vijver voor yonsai en ouder. Daar zitten koi die over de 90 cm gaan. 6 en 8 ton vijvers worden gebruikt voor verschillende doeleinden, bijvoorbeeld als extra ruimte voor tosai in de lente of om koi klaar te maken die naar de shows gaan.

Mudpounds: 9 Fry vijvers die tezamen 2.25 acres, 5 Nisai vijvers in total 1.5 acres, 2 Sansai vijvers, totaal 0.75 acres, en 3 Yonsai-en-ouder vijvers met een totaal oppervlakte van 2.25 acres.

Shiraishi-san denkt dat de grondsamenstelling anders moet zijn voor respectievelijk kohaku, sanke en showa. Mr. Takeda vertelde hem altijd dat zijn grond niet goed was voor Showa, aangezien hij duidelijk zichtbaar hiban zou zien na het eerste echte cullen (na Kurosen) maar Shiraishi-san zag geen hiban tot bij de tweede cull.

Hoewel hij claimt dat zijn grond geschikt is voor showa, kweekt hij ze sowieso omdat hij ze interessant vindt en de verleiding niet kan weerstaan. Ondanks dit heeft hij een Showa geproduceerd die vorig jaar genomineerd werd als Grand Champion op de All-Japan Show in Tokyo. “Sanke Binbo” (‘sanke kwekers zijn arm’) is een zin die Shiraishi-san een paar keer zegt gedurende ons gesprek, waarmee hij aangeeft dat het erg moeilijk is om geld te verdienen aan de sanke-productie. Hobbyisten kijken vaak naar sanke zoals zij ze zien in de bladen en hebben de verwachting dat ze er allemaal zo uit moeten zien. De werkelijk waardering van Sanke is naar zijn mening een moeilijke opgave. De meeste mensen kijken neer op kasane-sumi, maar hij denkt dat de sanke die dit heeft zou moeten worden gewaardeerd, ongeacht of ze shows winnen of niet. “Je moet naar de sanke als totaal kijken en deze op die manier waarderen” benadrukt hij.

Volgens hem zijn kohaku het meest gevraagd van de gosanke groep en makkelijker te verkopen dan sanke. Maar omdat hij een nieuwsgierig mens is, zou hij graag andere variëteiten kweken die hiban hebben, zoals goshiko of koromo. Hij realiseert zich dat hij waarschijnlijk nooit de kans zal krijgen het te doen. Gedurende de zomer, maakt hij of zèlf iedere dag de trip naar zijn mudpounds of zijn assistant, die vlakbij woont om noodzakelijk werk en onderhoud te doen. Er zijn geen voerautomaten geïnstalleerd bij de vijvers, omdat hij liever dagelijks met de hand voert en zo de conditie kan checken. Hoewel zijn bedrijf kleinschalig is, vergeleken met andere grotere farms, eindigt hij ieder jaar met een respectabele 350-400 nisai voor de verkoop. Hoewel hij niet de ‘jumbo-tosai’ methode gebruikt om groei te versnellen, cullt hij kritisch, zodat iedere vijver relatief weinig koi bevat, hetgeen de optimale condities biedt en de beste natuurlijke groei.

Ik ontmoette Yamatoya voor de eerste keer door toedoen van de inmiddels overleden Mr. Tsutomu Takeda (Takeda Yorijo, Hiroshima), die me er een keer mee naar toe nam na een bezoek aan zijn eigen farm. De algemene kwaliteit gecombineerd met de properheid en het professionele van de man hebben een onuitwisbare indruk op me gemaakt en ik ben sindsdien ieder jaar meerdere keren teruggekeerd. Shiraishi-san laat nooit af me te verbazen met de vooruitgang die hij ieder jaar boekt en het enthousiasme en de alertheid waarmee hij zijn vak benadert. Zijn koi hebben een meer elegante en ‘vrouwelijke’ verschijning, en als een ware professional geeft hij iedere koi zijn onverdeelde aandacht. Men hoeft alleen maar in zijn nisai-vijver te kijken om te zien wat ik bedoel. Je ziet hier geen lage kwaliteit of ‘geforceerde’ koi. “Ik ben niet met koi begonnen voor het geld, aangezien dat tijdperk al was afgesloten tegen de tijd dat ik net begon” vertelt hij mij. Iets meer in vertrouwen geeft hij toe dat hij niet zeker weet hoeveel jaren hij dit nog kan volhouden (hij werd dit jaar 60), maar hij wil doorgaan met het kweken van koi die de harten van mensen raakt. Ik hoop dat hij nog vele jaren kan doorgaan en ook doorzet met de benadering van een ambachtsman.

Copywright: Brian Sousa

Laat Een Reactie Achter

1 reactie

Gaby Van Dannis

555


Openingsuren

Zaterdag: Van 11.00 tot 14.00 uur.
Wil je later op zaterdag komen, maak dan even een afspraak
Zondag: Van 10.00 tot 12.00 uur, of nadien op afspraak.

Overige dagen: op afspraak.
GSM: +32 (0)478 36 74 74

inlove funny surprised sad angry thumbsup yesimage/svg+xml noimage/svg+xml